GERARD VAN HULS dixit de Taxis
(° 1578 - + 27 december 1654)



Gerard van Huls, geboren omstreeks 1578, was de zoon van een in het prinsbisdom Luik zeer vooraanstaand burger, Godfried van Huls. Zelf laat Gerard van Huls in zijn nalatenschap nergens blijken dat hij in Bree geboren is. Wel staat vast dat zijn vader een geboren en getogen Breeënaar was en dat Gerard in zijn jeugd waarschijnlijk dikwijls bij zijn oom en tante in Bree verbleef. Onze stad moet een onuitwisbare jeugdherinnering voor hem geweest zijn getuige zijn vrijgevigheid. Omstreeks 1631 schonk hij immers een schitterende kelk aan de parochiekerk. De inscriptie laat geen twijfel bestaan over de schenker: gerardus : l : baro : de : huls : dictus : de : taxis : obrister..waletschow. Ook de datum, 1631, is gegraveerd. De kelk draagt het meesterteken C.F.

Gerard koos voor een militaire loopbaan. Hij deed zijn eerste ervaringen op als soldaat aan boord van een Maltezer driemaster. In 1600, amper 22 jaar oud trad hij in dienst van keizer Rudolf II. Als cavalerist bekampte hij in 1603 de Turken nabij Boedapest en Esztergom in Hongarije en in opdracht van de keizer nam hij in 1604 deel aan de strijd tegen de opstandelingen van Stefan Bocskay, vorst van Zevenburgen en Hongarije. Daar ontmoette Gerard voor het eerst zijn latere wapenbroeder Albrecht von Wallenstein, die hem in 1608 de opdracht gaf zijn horoscoop te bestellen bij de wereldberoemde Johannes Kepler, wiskundige en hofastronoom van keizer Rudolf II. De Taxis liet Kepler 20 jaar wachten op de betaling; een katholiek tegen een protestant.

In 1623 overleefde de Taxis samen met Wallenstein de belegering van Horonin. Uiteindelijk kwam het tot een wapenstilstand tussen beide krijgsheren wat leidde tot een vredesakkoord tussen Gabor Bethlen en keizer Ferdinand II. De rust die daarop volgde, leidde tot het einde van de militaire carrière van Gerardus de Taxis. De krijgsverrichtingen hadden Gerardus geen windeieren gelegd. Keizer Matthias, keizer van 1612 tot 1620, verhief Gerard in de adelstand. Tijdens zijn verblijf in Wenen werd Gerardus de Taxis lid van de Mariacongregatie in het plaatselijke jezuïetencollege. Daar stelde hij zijn eerste testament op. De invloed van of misschien jaloezie tegenover Wallenstein was nog steeds merkbaar. Het is immers niet ondenkbaar dat hij zijn idee om in Bree een augustijnenklooster op te richten haalde uit het feit dat Wallenstein in 1627 in Ceska Lipa een augustijnencollege had gesticht. Na contacten rond 1635 met de augustijner Hinnisdael uit Maastricht werd in 1638 een eerste som van 3.000 Brabantse gulden overgemaakt voor grondaankoop te Bree. Pas in 1651 lukte het Gerardus om geld over te maken voor de bouw van een augustijnenklooster.

Zijn allerlaatste wil om in datzelfde klooster zijn laatste jaren door te brengen, ging echter niet in vervulling. Gerardus de Taxis stierf in Rome op 27 december 1654. Het landgoed in Moravië werd nagelaten aan de augustijnen in Praag op voorwaarde dat ze de helft van de opbrengst van een eventuele verkoop aan de stichting van een nieuw klooster in Bree zouden besteden. Verder bestond de erfenis uit de twee schuldbekentenissen, samen goed voor 22.000 gulden en uitstaande gelden in Rome, Keulen en Amsterdam, samen goed voor nog eens ongeveer 14.000 gulden.

Door deze nalatenschap kon op 7 september van het jaar 1657 de eerste steen gelegd worden van het augustijnenklooster van Bree. Door vergelijking van het loon van een metselaar uit de 17de en de 18de eeuw konden we achterhalen dat de totale gift ongeveer 4.069.260 euro bedroeg in hedendaagse waarde.

Terug



















!-- WW -->